Routines

Niet alleen de fysieke ruimte maakt deel uit van de rijke leeromgeving, maar ook de dagelijkse routines en de manier waarop je die inhoud geeft binnen het klassenmanagement.

Dagelijkse routines

Deel uitmaken van een groep is belangrijk voor jonge kinderen. Het geeft een gevoel van vertrouwdheid om ergens bij te horen. Door de gezamenlijk rituelen en routines zoals de kring aan het begin van de dag of het eet-drinkmoment, versterk je het groepsgevoel. Onderling leren kinderen niet alleen van jou, maar ook van elkaar. Samen bewegen bij het zingen, het zand van de schoenen stampen voordat jullie naar binnen gaan na het buiten spelen of om de beurt je beker naar de keuken brengen, het zijn allemaal alledaagse activiteiten waarbij kinderen ongemerkt van elkaar leren.

Tijdens deze dagelijkse routines zijn er veel momenten waarin je wiskundekansen kunt aangrijpen. Veel professionals beginnen de dag met een kring waarin het dagritme en de dag van de week worden besproken. Door de herhaling krijgen kinderen steeds meer vat op de begrippen van volgorde en tijd, zoals ‘eerst… daarna’, ‘straks’, ‘morgen’ of ‘woensdag’. In eerste instantie zijn dergelijke woorden betekenisloos voor kinderen, maar gaandeweg zullen ze steeds meer herkenning oproepen. Het leidt ertoe dat kinderen uiteindelijk zelf deze woorden actief gaan gebruiken als tijdsaanduiding. Dagritmekaarten en een kiesbord laten kinderen ook kennis maken met ‘verbanden’. En vaak zijn er afspraken over het aantal kinderen dat ergens kan spelen, zodat het functioneel wordt om te tellen (getalbegrip). Als een kind jarig is, dan staat de leeftijd centraal, wat ook zichtbaar wordt in het cijfer op de verjaardagsmuts.

Opruimen

Opruimen is bij uitstek een manier om materialen te ordenen. Speelgoed dat hoort in de huishoek, speelgoed dat hoort in de bouwhoek. Auto’s bij auto’s en boerderijbeestjes bij boerderijbeestjes. Bij opruimen hoort dat al het spelmateriaal op de juiste plek en in de juiste doos of kist belandt. Een kind leert hierdoor onderscheid maken tussen verschillende categorieën. Eerst grofmazig, maar uiteindelijk steeds verfijnder. Uiteindelijk leert het steeds meer abstracte categorieën te gebruiken. Het leert ordenen op kleur, grootte en vorm. Allereerst in de concrete werkelijkheid, uiteindelijk ook op papier.

Naast ordening biedt opruimen kansen voor passen en meten. Hoe passen alle blokken in de kist? Hoe passen de kratten met speelgoed op de planken in de kast? Door veel te oefenen krijgen kinderen ruimtelijk inzicht. Al doende leren ze inschatten hoe verschillende voorwerpen zich tot elkaar verhouden. Ze leren zien dat een groot boek alleen liggend in de kast past of het speelbord alleen in de doos kan als het wordt opgevouwen.

Structuur

Wanneer materialen een vaste plek hebben, worden kinderen in staat gesteld zelfstandig te ordenen en te sorteren tijdens het spelen en opruimen. Labels helpen om in één oogopslag te zien wat waar hoort. Door ze samen met kinderen te maken, leren kinderen hoe ze met een symbool (een plaatje, een cijfer of letters) materiaal kunnen representeren.

Naast structuur in ruimte, kan ook structuur in tijd zichtbaar worden gemaakt door middel van dagritmekaarten en een kalender. Het maakt de volgorde van activiteiten in tijd zichtbaar. Het helpt kinderen zicht te krijgen op wat al is geweest en wat nog gaat komen.

Vooruitkijken en terugkijken

Tijdens de dagelijkse routines kun je gemakkelijk kansen creëren om de denkontwikkeling te stimuleren. Bijvoorbeeld door kinderen vooruit te laten denken over wat ze gaan doen, met wie, waar en hoe. Hiermee leren kinderen een plannetje te maken en hun gedachten te ordenen. Dit is onderdeel van het gezamenlijk voorbereiden van spel. Vooruitkijken kun je ook inbouwen tijdens het doen van activiteiten. Je laat kinderen dan voorspellen wat er zou kunnen gebeuren.

  • Wat denk je, zal het papier groot genoeg zijn voor het cadeautje?
  • Wat zou er kunnen gebeuren als je dat blok op de toren zet?
  • Zou het plantje weer gegroeid zijn?

Door regelmatig vragen te stellen over wat er zou kunnen gebeuren, ontwikkel je samen met kinderen een onderzoekende houding. Het doen van activiteiten lijkt dan op het doen van kleine experimenten waarbij je kijkt of de voorspelling uitkomt.

Achteraf kun je weer terugkomen op wat er van het plannetje terecht is gekomen. Samen terugkijken maakt het mogelijk om bijvoorbeeld te vergelijken, te redeneren over oorzaak en gevolg en terug te vertellen in de volgorde waarin de gebeurtenissen hebben plaats gevonden.

  • Je was van plan een garage te bouwen. Is dat gelukt of is het iets anders geworden?
  • Hoe kwam het dat de taart was aangebrand?
  • Eerst ging je opbellen naar de dokter en wat gebeurde er daarna?

In het menu Wat doe ik achteraf zie je een verdere toelichting op ’terugkijken’.