Eén van de zes wiskunde-domeinen voor het jonge kind is ‘Getallen: Getalbegrip’, hieronder vind je meer informatie over dit domein, hoe je doelen uit dit domein in het spontane spel van kinderen kunt herkennen én hoe je de nieuwsgierigheid van kinderen kunt prikkelen in hun spel om ontwikkeling in dit domein te stimuleren.
Domeinbeschrijving Getallen – getalbegrip
De leefwereld van kinderen wemelt van de situaties waarin ze te maken krijgen met getallen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om getallen als huisnummer, schoen- of kledingmaat, leeftijd of aantal kinderen. Kinderen nemen deze getallen mee in hun spel. Dat maakt ze nog nieuwsgieriger naar getallen en zet ze aan die verder te onderzoeken. Ze maken kennis met verschillende betekenissen en functies van getallen, zoals het getal ‘vier’ dat tegelijkertijd je leeftijd, het aantal kinderen in een groepje, een busnummer, een huisnummer en/of het aantal ogen dat je gooit met een dobbelsteen kan zijn. Er ontstaat bij kinderen steeds meer behoefte om getallen te gaan gebruiken in hun eigen communicatie (als abstracte woorden of symbolen).
De tientallige structuur van getallen zien we terug in regelmaat in de telrij (boven de 10 of 20). Kinderen gebruiken deze telrij en de daarbij behorende structuur bijvoorbeeld in aftelversjes maar ook bij het resultatief tellen.
Verschillende hoeveelheden die kinderen verkennen vragen om geordend te worden om het tellen mogelijk te maken. Denk daarbij aan het op een rij leggen van doppen of het (later) structureren van hoeveelheden in groepjes van tien. Dat structureren gebeurt steeds systematischer.
Doelen bij peuters
Kinderen stimuleren tot
- verkennen van hoeveelheden en de daarbij behorende taal;
- verkennen van de telrij en de daarbij behorende taal;
- verkennen van cijfers en getallen die in het dagelijkse leven gebruikt worden.
Doelen bij kleuters
Kinderen stimuleren tot
- experimenteren met ordenen en structureren van hoeveelheden en ervaren dat dat helpt bij het vergelijken en overzien van hoeveelheden;
- verkennen van de telrij en de daarbij behorende taal;
- verkennen van de getallen en de daarbij behorende taal en symbolen, zoals getalbeelden en cijfers;
- verkennen van en experimenteren met verschillende functies van getallen: naamgetal, telgetal, hoeveelheidsgetal, meetgetal, rekengetal.
Hoe zie je dit terug in spontaan spel?
Kinderen pakken dingen waarmee ze aan het spelen zijn spontaan op en leggen ze bij elkaar. Door deze objecten te ordenen, overzien kinderen de hoeveelheid of helpt het ze om te gaan tellen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als kinderen een groot aantal ‘taartjes’ bakt op de rand van de zandbak. De zandbakrand helpt hier bij het ordenen. De taartjes liggen op de rand namelijk bijna vanzelf op een rij. Kinderen leren de telrij als versje, waarin ze aanvankelijk klanken nabootsen en op een gegeven ogenblik telwoorden en hun volgorde in het versje leren kennen. Het kennen van dit versje is een behoorlijke mijlpaal voor kinderen en daarom zeggen ze de telrij vaak spontaan op. Omdat het daarbij om een rij woorden gaat is het helemaal niet erg als de telrij niet gelijk correct opgezegd wordt en dat het versje doorloopt, maar de kinderen niet weten hoe het verder kan en daarom maar weer opnieuw beginnen.
Kennis van de telrij is nodig om aantallen die je niet in één keer kunt overzien te tellen. Dat is best ingewikkeld, want bij het resultatief tellen moet je de telrij opzeggen en tegelijkertijd een volgend object aanraken. Als ze kennis hebben gemaakt met resultatief tellen, doen kinderen dat ook in hun spontane spel. Het is geen probleem als dat mis gaat, want het spontane spel kan zo ingericht worden dat kinderen elkaar voordoen hoe je wel correct telt.
Als kinderen spontaan hoeveelheden overzien en dingen tellen, ontwikkelen ze al snel zicht op enkele getalrelaties. Als er links twee kinderen zitten en rechts ook, zijn dat samen vier kinderen. En ook: je hebt aan iedere had vijf vingers, samen tien. In verschillende situaties in hun spontane spel herkennen kinderen getallen. Ze communiceren non-verbaal en verbaal over hun ontdekkingen. Bijvoorbeeld als ze vijf jaar zijn geworden steken ze een hand op met alle vingers uitgestoken: ‘Zo oud!’
Kinderen herkennen op een gegeven moment getalnotatie(s) en andere notaties van getallen en hoeveelheden in de speelleeromgeving en gaan hiermee zelf experimenteren. Dat gebeurt bijvoorbeeld als ze in een winkeltje in het lokaal aan de slag gaan.
Consequenties voor de inrichting van de speelleeromgeving
Het gebruik van geordende materialen in een relevante context, zoals geld in een kassa of verpakkingen in een winkel geeft kinderen de mogelijkheid deze ordening over te nemen en inzicht in manieren om te ordenen en structureren te verwerven. Ongeordende materialen zoals kralen, blokken of doppen bieden kinderen de kans om zelf ordening en structuur aan te brengen. Zorg ook voor allerlei meetmateriaal dat aanzet tot het uitdrukken van metingen in een getal. Gebruik daarbij in ieder geval ook meetinstrumenten die gericht zijn op het meten in natuurlijke maten, zoals kopjes, schepjes en schoenen.
Een overzichtelijke inrichting van de materialen zelf in de speelleeromgeving, biedt kinderen de mogelijkheid om zicht te krijgen op ordening en structuur.
Gebruik daarnaast getalsymbolen, in allerlei toepassingen, bijvoorbeeld om de datum aan te geven, om de aanwezigheid van de kinderen weer te geven, om na te gaan hoe oud een kindje is geworden, enzovoorts. Zing telliedjes.