Eén van de zes wiskunde-domeinen voor het jonge kind is ‘Meten’. Hieronder vind je meer informatie over dit domein, hoe je doelen uit dit domein in het spontane spel van kinderen kunt herkennen én hoe je de nieuwsgierigheid van kinderen kunt prikkelen in hun spel om ontwikkeling in dit domein te stimuleren.

Domeinbeschrijving meten

Kinderen zijn bezig met meten als ze kijken wie er langer is of merken dat als je water of zand overgiet van de ene beker naar de andere, de tweede beker overloopt. In deze voorbeelden gaat het om vergelijken van lengte en inhoud. Bij het meten gaat het naast lengte en inhoud om oppervlakte, gewicht, tijd en geld. Kinderen komen hiermee in tal van situaties in aanraking. Een tafel waar je veel op kunt zetten heeft een groot oppervlakte, maar de oppervlakte van het lokaal is nog veel groter. Bij het meten beginnen kinderen met vergelijken: ze herkennen dan wie er langer is (lengte), waar meer in gaat (inhoud) en waar meer plaats is (oppervlakte).

Tijd en geld horen ook tot het domein meten. Daarbij gaat het om ervaren van tijd en taal om tijd te vergelijken en te benoemen. Bij geld gaat het om het gebruiken in betekenisvolle situaties, zoals een winkelcontext.

Aanvankelijk kiezen kinderen bij lengte, oppervlakte en inhoud voor het direct vergelijken als meetstrategie. In de loop van de tijd leren kinderen natuurlijke maten hanteren. Bij tijd gebeurt dit ook, maar is de maat minder tastbaar. Bij geld is de maat gegeven en wordt die gaandeweg preciezer beschreven.

Doelen bij peuters

Kinderen stimuleren tot

  • verkennen van en experimenteren met het ordenen en vergelijken van objecten met betrekking tot een specifieke grootheid, zoals lengte, inhoud, gewicht en tijd, en hoe je daarover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • verkennen van formele en informele meetinstrumenten voor in ieder geval gewicht en tijd;
  • experimenteren met het gebruik van geld en hoe je daarover verbaal en non-verbaal communiceert.

Doelen bij kleuters

Kinderen stimuleren tot

  • verkennen van en experimenteren met verschillende grootheden waaronder in ieder geval lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd en geld, en hoe je daarover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • verkennen van en experimenteren met het ordenen en vergelijken van objecten met betrekking tot een specifieke grootheid, zoals lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd en geld, en hoe je daarover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • experimenteren met informele en formele meetinstrumenten voor in ieder geval lengte, inhoud, gewicht en tijd;
  • experimenteren met schematische weergaven van maten, waaronder het uitdrukken van een maat in een getal.

Hoe zie je meten terug in spontaan spel?

Kinderen ervaren lengte wanneer ze zien dat sommige dingen ‘groter/hoger’ zijn dan henzelf. Ze merken daarbij dat je een eind moet lopen naar de speelzaal, maar dat de speeltuin verderop nog verder weg is. Ze drukken ‘lengte’ uit in een getal, door bijvoorbeeld het aantal ‘stappen/voeten/stroken’ af te passen in de ‘te meten lengte’. Kinderen ervaren oppervlakte bijvoorbeeld als ze merken dat een deken wel of niet geschikt is voor de poppenwieg. Verder ontstaat er een natuurlijke oppervlaktemaat als ze nagaan hoeveel pepernoten je kwijt kunt op een bakplaat. Ze komen met inhoud in aanraking bij het experimenteren met water en zand. Ze ervaren dat je iets leegs, halfvol of zelfs helemaal vol, kan maken. Ze kunnen bewust ordening aanbrengen op inhoud, door bijvoorbeeld te kiezen voor het glas met de meeste limonade. Kinderen ervaren gewicht als ze merken dat iets zwaar of licht is. Ze weten dat ze zelf een gewicht hebben en ze ordenen objecten op gewicht: van (heel) licht naar (heel) zwaar. Ze ervaren dat een weegschaal een meetinstrument is voor gewicht. Ze ervaren ook dat ‘gewicht’ niet afhankelijk is van de grootte, lengte of omtrek van een object.

Kinderen zijn nieuwsgierig naar de klok en hoe deze verandert gedurende de dag. Ze komen ook met tijd in aanraking als er wordt gewerkt met dagritmekaarten. Ze experimenteren met de 1-minuut-zandloper en ervaren ‘wat je kunt doen in 1 minuut’. Ze doen daarnaast ervaring op met andere meetinstrumenten voor tijd, zoals een stopwatch. Kinderen ervaren het gebruik van geld bij doen-alsof-spel, waarbij iets gekocht, betaald of verkocht wordt. In dit spel verkennen ze briefjes en munten en hoe je kunt verwoorden dat iets duurder of goedkoper is.

Consequenties voor de inrichting

Lengte en omtrek

Kinderen vinden in de leeromgeving tal van formele en informele meetinstrumenten om lengte en omtrek te meten, zoals touwtjes, hand(lengte), voet, rolmaat, liniaal, meetlint. Daarnaast bieden hoeken kinderen de kans om te bouwen en verbouwen, waarbij ze moeten nagaan of de objecten in de nieuwe situatie passen. Verder komen de kinderen in aanraking met materialen die bij het meten tot conflictsituaties kunnen leiden, zoals verschillende natuurlijke maten naast elkaar, zoals de stapgrootte van de juf die kan worden vergeleken met die van kinderen.

Oppervlakte

In de leeromgeving zijn er tegeltjes en mozaïek waarmee kinderen oppervlaktes kunnen leggen. Ook liggen er grote tegels waarmee een deel van het lokaal belegd kan worden. Verder vinden kinderen in de speelleeromgeving materiaal om met oppervlakte aan de slag te gaan, zoals bijvoorbeeld grote vellen die beschilderd kunnen worden. Naast deze materialen is er verder materiaal aanwezig om oppervlakte schematisch weer te geven. 

Inhoud

Kinderen vinden in de speelleeromgeving materialen van verschillende inhoud, met name daar waar de vorm meer of juist minder inhoud suggereert. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verpakkingen met een dubbele/verhoogde bodem. Verder zijn verschillende materialen aanwezig die inhoud kunnen ‘vangen’, zoals informele en formele meetinstrumenten: kopjes, dopjes, maatbekers en doorzichtige bakken/vazen. 

Gewicht

In de leeromgeving zijn er materialen van verschillend gewicht, waaronder materialen die groot zijn maar heel licht en materialen die klein zijn maar zwaar. Verder zijn er informele en formele meetinstrumenten zoals een balans, kledinghaak, bascule, keukenweegschaal en een personenweegschaal.

Tijd

Kinderen treffen in de leeromgeving verschillende instrumenten die de tijd weergeven, zoals verschillende (lopende) klokken (analoog en digitaal), water-druppel-fles, stopwatch, time-timer, zandloper, kalender, weergaven van ‘cyclussen’ (dagritme, weken, maanden, seizoenen). Daarnaast worden in de groep afspraken gemaakt die verband houden met tijd ‘we gaan over vijf minuten naar buiten’ en is er materiaal voor spel waar het betekenisvol is om de tijd bij te houden, zoals verstoppertje spelen (1, 2, .., 9, 10, ik kom!).

Geld

De leeromgeving bevat verschillende materialen die het doen-alsof-spel met geld kunnen stimuleren, zoals geld (zowel briefjes als munten), pinpas, pinapparaat, kassa, bonnen om te schrijven, folders en prijskaartjes. Daarnaast is er een context waarin het gebruik van geld betekenisvol is, zoals een winkel of restaurant.