Eén van de wiskunde-domeinen voor het jonge kind is ‘Meetkunde’, hieronder vind je meer informatie over dit domein, hoe je doelen uit dit domein in het spontane spel van kinderen kunt herkennen én hoe je de nieuwsgierigheid van kinderen kunt prikkelen in hun spel om ontwikkeling in dit domein te stimuleren.

Domeinbeschrijving meetkunde

Bij meetkunde gaat het om gebruik van ruimtelijke begrippen, bijvoorbeeld bij  het beschrijven van de plaats van voorwerpen of mensen, bij het werken met eenvoudige tekeningen, bouwplaten, plattegronden en routes en bij het redeneren over de ruimte om je heen. Meetkunde gaat ook over vormen, zoals cirkel of rondje, vierkant, rechthoek of bol. Bij meetkunde gaat het daarnaast om het construeren met materiaal, zoals het bouwen met blokken, en het maken van patronen, zoals het rijgen van een kralenketting of het werken met mozaïek.

Meetkundige activiteiten komen verder naar voren bij het herkennen en voortzetten van patronen en het verkennen van meetkundige transformaties, zoals spiegelen, vergroten of verkleinen, roteren, of denken in kijklijnen; wat is wel of niet zichtbaar vanaf een bepaalde positie? Het spelen met één of meer spiegels is een dergelijke activiteit. Dat geldt ook voor verstoppertje spelen, waar kinderen eerst denken dat ze niet zichtbaar zijn als ze zelf niet naar de zoeker kijken, maar geleidelijk aan leren redeneren vanuit kijklijnen. Kinderen gebruiken gaandeweg steeds formelere begrippen en zijn steeds beter in staat meetkundig te redeneren.

Doelen bij peuters

Kinderen stimuleren tot

  • experimenteren met en redeneren over de positie in de ruimte van jezelf of een object ten opzichte van anderen of een (ander) object, en hoe je hierover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • experimenteren met ruimtelijke constructies en hoe je hierover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • onderzoeken van en experimenteren met ruimtelijke eigenschappen van voorwerpen, vormen en patronen en transformaties daarvan (spiegelbeelden, schaduw).

Doelen bij kleuters

Kinderen stimuleren tot

  • experimenteren met en redeneren over de eigen positie in de ruimte of een object ten opzichte van anderen en een (ander) object, en hoe je hierover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • verkennen en onderzoeken van weergaven van de ruimte en ruimtelijke relaties, en hoe je hierover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • experimenteren met ruimtelijke constructies en hoe je hierover non-verbaal en verbaal communiceert;
  • onderzoeken van en experimenteren met eigenschappen van ruimtelijke patronen en vormen en transformaties daarvan (spiegelbeelden, projecties, verschuivingen, omvormingen).

Hoe zie je dit terug in spontaan spel?

In een spel als verstoppertje spelen, bepalen kinderen een goede (verstop)plaats en maken ze eigenlijk gebruik van kijklijnen (waar kan ‘de teller’ mij niet zien?). Deze meetkundige vaardigheden komen ook aan bod als kinderen spullen van een specifieke locatie pakken of daar weer opruimen, als ze elkaar de weg wijzen of proberen de weg te vinden op grond van aanwijzingen, en als ze experimenteren met een (speelgoed) camera of verrekijker.

In spontaan spel manipuleren kinderen ook regelmatig met vormen en figuren. Dat gebeurt bijvoorbeeld als ze experimenteren met een spiegel of schaduw, als ze objecten sorteren op vorm en als ze in hun spel woorden gebruiken die naar de vorm van een object verwijst, zoals ‘we staan in de ronde hoepel’.

Consequenties voor de inrichting van de speelleeromgeving

Oriënteren in de ruimte

Een speelleeromgeving (binnen of buiten) met verschillende grotere objecten is uitnodigend voor kinderen om ervaringen op te doen met de oriëntatie van het eigen lichaam: op, onder, over en door dingen heen kruipen, klimmen, of springen. Fietsen, karretjes of kruiwagens gebruiken kinderen om dingen mee te vervoeren of verslepen door de ruimte…  Bomen, struikjes, muurtjes of een speelhuis, geven kinderen mogelijkheden om zich te verstoppen.

Kinderen vinden ook materialen die uitnodigen om te experimenteren met kijkrichting, zoals spiegels, (werkende) camera’s, verrekijkers, kijkdozen, periscoop, maar ook smalle doorkijkjes buiten of kieren of gaten in een houten huisje.

De leeromgeving heeft verder materialen waarmee gericht kan worden, zoals pittenzakjes en (voet)ballen.

Construeren

Kinderen vinden in de speelleeromgeving ongeordend constructiemateriaal, zoals blokken, lego, duplo en Knex, en materialen om papieren constructies mee te maken, zoals verpakkingsmateriaal (dozen), vouwblaadjes, scharen, lijm en potloden. Ook met loose parts kunnen kinderen bouwen en construeren. Ook is er materiaal dat uitlokt tot het maken van patronen, zoals kralen of glazen steentjes in verschillende kleuren, vormen, of groottes.

Vormen

Kinderen vinden in de leeromgeving materiaal in verschillende vormen, waarmee figuren gemaakt kunnen worden, zoals tangram of mozaïek. Ook in andere materialen herkennen kinderen vormen.

Er zijn materialen waarmee kinderen kunnen experimenteren met transformaties, zoals spiegels, vergrootglazen, lenzen, of (zak)lampen (of de zon) om schaduwen mee te maken.