Materialen

Misschien weet je nog waar je zelf vroeger graag mee speelde. Vaak is het niet het duurste speelgoed dat zorgt voor eindeloos speelplezier. Ook met een simpele doos kastanjes of oude knopen kunnen kinderen eindeloos spelen. Welke materialen vinden de kinderen in jouw klas interessant? En hoe stimuleren die materialen de nieuwsgierig naar wiskundig handelen en denken?

Materiaal

Bij de keuze voor materiaal is het van belang om je te realiseren dat materiaal altijd iets oproept. Een pan en pollepel nodigen bijvoorbeeld uit tot roeren (maar kunnen natuurlijk ook worden gebruikt als drumstel). Bij een doos vol knopen of kastanjes is dit nog minder duidelijk en kan ieder zijn eigen spelverhaal verzinnen. Dit soort materiaal geeft een eindeloze hoeveelheid spelmogelijkheden. Vaak wordt het onderscheid ook beschreven als gesloten en open spelmateriaal.

Gesloten materiaal, zoals bijvoorbeeld een kiepauto of een babypop, leidt tot specifieke spelhandelingen zoals het rijden met de auto en het verzorgen van de pop. Bij deze handelingen hoort bepaald spel en taalgebruik.

Ongevormd materiaal en andere vormen van open materiaal geven meer vrijheid in handelen en taal. Denk aan de eerder genoemde kastanjes of knopen, een paar doeken of kosteloos materiaal. Het kind kan zelf bedenken wat het in het materiaal ziet en hoe het ermee wil spelen.

Door de werkelijkheid de klas in te halen, wordt de interesse van kinderen geprikkeld. In een goede hoek vervelen kinderen zich nooit. Materialen uit de echte wereld en ruimte voor de eigen inbreng van kinderen maken een hoek aantrekkelijk, want jonge kinderen willen vooral doen en zelf ervaren.

 

Bij jongere kinderen reik je de materialen meer aan en kijk je goed wat ze interessant vinden; bij de iets oudere kinderen ontstaat de inrichting van een hoek meer samen met de kinderen. Je bespreekt bijvoorbeeld met hen wat een dokter allemaal nodig heeft, of wat de kinderen in de winkel willen doen.

  • Welke materialen en ideeën brengen de kinderen van jouw groep de klas in?
  • Hoe zie je hier de diversiteit van hun achtergrond in terug? Zijn er voor alle kinderen materialen aanwezig die ze herkennen uit hun thuissituatie?
  • Welke wiskunde herken je hierin?

Materiaal toevoegen

In veel spel van kinderen zit in meer of mindere mate wiskunde verborgen. Een kind kan de kastanjes bijvoorbeeld van groot naar klein leggen, het is dan bezig met meetkunde. Door de kastanjes in de huishoek te leggen, breng je de kinderen misschien op een idee om met de kastanjes te gaan koken. En als jij op bezoek komt om te eten, moeten de kastanjes (of zijn het aardappelen) worden verdeeld over de bordjes van de gasten aan tafel. Het kind is dan bezig met het begrip van hoeveelheden. Op die manier kunnen allerlei rekendoelen aan bod komen in het spel, spontaan of met een kleine impuls van jou als professional.

Zo leidt het spelen met Loose parts vaak tot vergelijken, ordenen, seriëren, classificeren, patronen leggen, tellen, verdelen… Loose parts betekent letterlijk: ‘losse onderdelen’. Het gaat om materiaal zoals knopen, kurken, dopjes, steentjes, stokjes en dergelijke waar kinderen eindeloos mee bezig kunnen zijn en hun eigen spel kunnen creëren. Geef je er bakjes bij dan kunnen deze gebruikt worden om de materialen te ordenen of te experimenteren met leeg en vol. Maar natuurlijk kan een kind er ook een stad van bouwen of een mooie collage of mandala mee maken.

Blokken en constructiemateriaal dagen uit tot meetkunde (oriënteren in de ruimte, construeren, patronen), en laten kinderen ervaring opdoen met meten (lengte, hoogte, breedte, oppervlakte, inhoud…) . Kinderen doen gevarieerde ervaringen op door het materiaal op verschillende manieren te gebruiken. De ene keer kunnen ze een voorbeeld van een bouwtekening gebruiken, een andere keer kunnen ze helemaal zelf verzinnen wat ze willen maken van het materiaal en vervolgens ook nog hun eigen bouwwerk in een bouwtekening of plattegrond vastleggen.

 

In rollenspel zijn oneindig veel mogelijkheden om kinderen uit te dagen tot een wiskundig perspectief, door dat te koppelen aan echte instrumenten en voorwerpen en echte handelingen die bij de rollen horen. Denk aan de dokter die een weegschaal en lange meetlat gebruikt om gewicht en lengte te meten. Of een vader of moeder die bij het koken inhoud en gewicht afweegt en een kookwekkertje gebruikt of de temperatuurknop van de oven instelt; in een winkel draait het om omgaan met geld, maar bijvoorbeeld ook om de bevoorrading…. Peuters spelen meestal met de meetinstrumenten, zonder dat ze het verband met werkelijk meten al begrijpen, maar kleuters worden nieuwsgierig naar echt meten en willen ook getallen aflezen. De ontwikkeling van tellen (onderdeel van getalbegrip)  gaat zo hand in hand met de ontwikkeling van meten.

 

 

Het is belangrijk dat de inrichting in beweging blijft. Bij een nieuw thema kijk je kritisch naar wat je deze periode wel en niet in je lokaal wilt hebben, maar je bent ook dagelijks alert op het spel van de kinderen, en bekijkt welke materialen het spel verder kunnen brengen. Neem de tijd om geregeld nieuw materiaal te introduceren waarmee kinderen kunnen experimenteren. In het begin observeer je vooral wat de kinderen ermee doen en speel je mee als speelmaatje. Je ziet op die manier heel goed wat de kinderen zelf met het materiaal doen; waar ze nieuwsgierig naar zijn. Eventueel laat je zelf een variatie zien.