Kinderen in een groep kunnen veel van elkaar leren. Ze hebben heel veel interesse in elkaar. Loris Malaguzzi, de grondlegger van het onderwijs in Reggio Emilio, stelde dat kinderen het meeste van elkaar leren. Meer dus dan van de leerkracht of de materiële omgeving.
Kinderen in de hoofdrol
Kinderen vinden het leuk om samen te spelen, ze hebben plezier, doen elkaar na en verzinnen allerlei variaties op bekende activiteiten. Wanneer één kind bedenkt om “1, 2, 3, go!” te roepen voordat hij wegfietst, zie je vaak dat andere kinderen dat overnemen. Jouw glimlach als reactie op het spel dat is ontstaan, stimuleert de positieve spelinteractie. In het voorbeeld hieronder zie je dat kinderen elkaar spontaan ervaringen op laten doen met meetkunde (hoe verdelen we ons over de mat, hoe rollen we zo dat de rol recht wordt), en het opzeggen van de telrij.
Samen de mat oprollen.
Vaak zie je dat kinderen vanzelf kleine variaties aanbrengen in hun spel. Sommige sluipen er vanzelf in, maar soms ook hebben kinderen overleg nodig om weer verder te kunnen in hun spel.
Door als professional zelf een stapje terug te doen, geef je kinderen de ruimte om op elkaar te reageren en hun ideeën naar voren te brengen. Dit doe je door soms gewoon even stil te zijn, achterover te leunen en de groep rond te kijken. Soms doe je dat door de inbreng van een kind nog wat te benadrukken. ‘Hé, zie / hoor je dat?’ Zo stimuleer je dat er communicatie tussen de kinderen onderling ontstaat. In plaats van dat jij als spil van de groep de interactie aanstuurt, neem je een meer afwachtende positie in. Je geeft niet de antwoorden, maar speelt de vraag van een kind door naar andere kinderen. Dat doe je bijvoorbeeld door je vragende blik van het ene naar het andere kind te laten gaan. ‘Weet jij dat misschien?’
Soms help je kinderen op weg door mee te denken in suggesties en vragen die kinderen naar voren brengen. Dan verwoordt je hardop je overwegingen, maar laat daarna ook weer stiltes vallen of vraagt wat zij zelf denken.
Bij conflicten geef je kinderen ondersteuning om zelf tot een oplossing te kunnen komen. Je bent zo een voorbeeld van hoe je samen tot nieuwe plannen, oplossingen en besluiten komt:
- Jimmy stelt voor dat we op het rechte stuk hard gaan, maar daarna langzaam. Wat vinden jullie daarvan?
- Dus voor jou kan het fietsen niet hard genoeg gaan, maar jij vindt het nu een beetje wild worden… Hm, hoe lossen we dat op?
- Oh, Helene heeft nog een ander idee. Nu hebben we er al drie! Ik ben benieuwd wat het is!
Daar waar het aansluit, kun je wiskundetaal aan het gesprek verbinden. Je grijpt dan de kansen waar ze zich voordoen.
Activiteiten en inrichting
Door activiteiten en materialen aan te bieden die uitnodigen tot samenspel, kun je onderlinge interactie stimuleren. Door bijvoorbeeld naast de huishoek ook een doktershoek en apotheekhoek in te richten, stimuleer je niet alleen spel waarin kinderen met rekenen en wiskunde bezig zullen gaan, maar ook rollenspel waarbij kinderen elkaar nodig hebben.
Als speelmaatje kun je onderlinge interactie stimuleren door kinderen op elkaar te betrekken in het spel. Zelf neem je daarbij een ondergeschikte rol aan, zodat de kinderen zoveel mogelijk het initiatief in het spel kunnen nemen. Kijk waar je bij het spel kunt aansluiten en zo natuurlijk mogelijk meerdere kinderen aan het spel verbindt. Soms doe je bewust een suggestie in het spel om kinderen met elkaar in interactie te laten gaan:
- Oh dokter, mijn moeder is een beetje bezorgd over de baby. Wilt u de koorts even opnemen?
- Meneer de apotheker, wilt u mijn buurvrouw misschien vertellen hoeveel pilletjes ze moet innemen?
- Kunt u nog even overleggen met de andere dokter of de baby genoeg gegroeid is?
Zo’n eerste aanzetje kan ervoor zorgen dat kinderen samen verder spelen, zodat jij weer naar de achtergrond gaat.
Naast rollenspel zijn er natuurlijk ook allerlei andere spelactiviteiten zoals ontwikkelingsspellen, gezelschapsspellen en kringspellen waarin kinderen gestimuleerd worden om onderling reken- en wiskundetaal te gebruiken.
Positieve interacties
Oudere kinderen zijn vaak een voorbeeld voor jongere kinderen en zijn geneigd de allerjongsten te helpen bij iets dat nog niet lukt. Kinderen voelen zich groot als ze bijvoorbeeld de jas van een jongste peuter mogen helpen dichtknopen. Je kunt onderlinge positieve interacties versterken door er extra aandacht aan te geven. Met een kleine opmerking of een knipoog kun je een kind al laten merken hoe zeer je het waardeert dat ze zo betrokken zijn bij elkaar.
Groepsgevoel
Een groepsgevoel ontstaat door vaste gezamenlijke rituelen en routines , maar ook door een gezamenlijke geschiedenis te creëren. Door gebeurtenissen vast te leggen door middel van foto’s, tekeningen of dagboekjes, kun je af en toe terugkijken op wat jullie als groep hebben meegemaakt. Naast het gevoel van gezamenlijkheid, biedt terugkijken ook allerlei kansen om tijdsbesef en tijdsvolgorde aan de orde te laten komen.