Wat doe ik achteraf

Na het spelen neem je tijd om samen met kinderen terug te blikken op het spel. Het is een belangrijke activiteit om het spel en de ontwikkeling van wiskunde en taaldenken van kinderen te stimuleren. Je kunt daarmee verschillende bedoelingen hebben en er verschillende organisatievormen voor kiezen.

Bedoelingen van terugblikken

Bewustwording

Praten over spel en reflecteren op wat er is gebeurd, helpt kinderen om zich bewust te worden van hun ervaringen tijdens het spel, om te begrijpen wat er precies is gebeurd en misschien ook waarom. ‘Hoe heb je die lekker koekjes gebakken?’ ‘Hoe kwam het nou dat het blauwe bootje bleef drijven, maar die gele boot niet?’ Doordat kinderen proberen te verwoorden wat ze denken, leren ze taal te koppelen aan hun ervaringen. Reflecteren achteraf ondersteunt het geheugen en het verkrijgen van inzicht.

Uitwisselen, op elkaar betrokken raken

Een andere bedoeling van terugblikken op het spel, is uitwisseling tussen kinderen over wat ze hebben gespeeld. ‘Wat hebben jullie gespeeld? Vertel maar.’ Kinderen laten elkaar zien en leggen uit hoe ze iets hebben aangepakt, of ze vertellen wat er is gebeurd in het rollenspel of wat het betekent wat ze genoteerd hebben. Daarmee leren ze hun gedachten onder woorden te brengen, wat belangrijk is voor de taalontwikkeling. Ook leren ze naar elkaar te luisteren, en doen kinderen ideeën op door wat de andere kinderen vertellen en laten zien.  Tijdens de uitwisseling kun je doorvragen, zodat kinderen worden uitgedaagd om te redeneren over wiskunde.

  • ‘Ik zag dat jullie een hele dierentuin hebben gebouwd. Maar ik was wel benieuwd: hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat de hokken groot genoeg zijn?’
  • ‘Dus jullie hebben ook medicijnen gemaakt in de apotheek. Maar hoe wisten jullie dan hoe je die medicijnen moest maken?

Door deze vragen te bespreken in de groep, leren kinderen van elkaar. Er zijn allerlei manieren om kinderen te ondersteunen bij de uitwisseling over het spel.

  • neem materialen mee in de kring of neem kinderen mee naar de hoek zodat zichtbaar is waar het gesprek over gaat.
  • maak foto’s tijdens het spelen, zodat je die op het digibord of een tablet kunt laten zien in de kring. Met de foto’s erbij en de ervaring nog vers in het geheugen, vertellen de kinderen graag. De foto’s ondersteunen andere kinderen ook om te begrijpen waar het gesprek over gaat en om vragen te stellen.
  • laat kinderen een (gedeelte) van het rollenspel demonstreren in de kring.
  • Geef andere kinderen de gelegenheid om vragen te stellen. ‘Wat zou je willen vragen?’ ‘Wat zou je willen weten?’
  • Daag andere kinderen uit om goed te kijken naar het spel of naar wat er is gemaakt. ‘Wat valt jullie op als je naar de parkeergarage kijkt?’

Vervolgplannen maken

Vanuit de verhalen die gedeeld worden, bedenk je samen met kinderen vervolgactiviteiten.

  • ‘Wat willen jullie verder nog doen? Wat hebben jullie daarvoor nodig?’

Je kunt kinderen warm maken voor iets nieuws

  • ‘Wie heeft er nog een idee wat we kunnen doen in de apotheek?’
  • ‘Zullen we vanmiddag misschien ook zálfjes gaan maken voor de apotheek? Dan moeten we wel goed nadenken hoe we lekkere záchte zalfjes krijgen.’

Of je kunt verder ingaan op een probleem :

  • ‘Aha, dus je vindt het hok voor de herten nog niet hoog genoeg. Zullen we morgen dan eens kijken hoe het hok beter kunnen maken? Heeft iemand al een ideetje?’
  • ‘Maar wat hebben we nodig om voor het lieveheersbeestje te zorgen?’

Ook kun je kinderen uitnodigen om te spelen wat ze net hebben gehoord.

  • ‘Wie zou ook wel eens zo’n mooie ketting willen maken?’
  • ‘Hebben jullie ook zin om heksensoep te maken?’

Om (doorgaand) spel diepgang te geven, kun je kinderen prikkelen om verder op onderzoek uit te gaan.

  • ‘Zullen we eens uitzoeken hoe een wasmachine er uitziet?’
  • ‘Zullen we eens opzoeken hoe het nou precies gaat, zo’n röntgenfoto maken?’

Noteer de plannen en neem ze mee naar het vooruitkijken bij de volgende keer dat er gespeeld gaat worden.

  • ‘Weten jullie nog wat we vanochtend / gisteren hadden bedacht?’

Denk er ook eens aan om een (foto)boek aan te leggen van wat kinderen hebben gespeeld of gemaakt. Je kunt kinderen ook uitnodigen om zelf een tekening te maken van hun spel, of een stappenplan of bouwtekening. Ook dat kan een vervolgactiviteit zijn, waarin kinderen wiskundige ervaringen opdoen.

Keuzes maken

Aandacht verdelen

Tijdens de speelwerktijd heb je geen tijd om met alle kinderen intensief in interactie te gaan. Je zult meestal wat langer aansluiten bij bepaald spel en het overige spel observeren van een afstandje. Soms zie je vanuit je ooghoeken iets, wat je de moeite waard lijkt om op in te gaan, terwijl je daar op dat moment de gelegenheid niet voor hebt. Ook als kinderen heel betrokken spelen of intensief met elkaar in gesprek zijn, dan kies je er misschien ook voor om op dat moment te observeren wat er gebeurt, maar niet zelf met hen in interactie te gaan.

Ook na het spelen, kun je kinderen nog uitdagen tot wiskundige redeneringen of tot het communiceren over hun constructies of wiskundige exploraties. Je kunt aan het eind van de speelwerktijd, vlak voor het opruimen, of misschien tijdens het opruimen, even bij een bepaalde hoek aansluiten en kort met hen terugblikken. Maar je kunt je vragen ook meenemen naar de grote kring. Op deze manier kun je ook aandacht besteden aan kinderen die je tijdens de speelwerktijd minder in het vizier had.

Wie komt aan het woord?

Zoals je hierboven las, kun je kinderen aan het woord laten komen tijdens het terugblikken, met wie je weinig contact had tijdens het spelen zelf. Je kunt er ook voor kiezen om kinderen aan het woord te laten, met wie je wel meegespeeld hebt, bijvoorbeeld omdat er iets interessants gebeurde, of zodat je hen kunt ondersteunen bij het verwoorden. Of je kunt kinderen laten vertellen die ergens niet goed uitkwamen. Misschien hebben andere kinderen een goed idee?

Organisatievormen

Hoe verder kinderen in hun ontwikkeling zijn, hoe beter ze leren om in een grotere groep in gesprek te gaan. Toch kan het gesprek na afloop van het spelen niet te lang duren. Het kost veel concentratie, dus probeer het te beperken tot maximaal tien minuten of wat korter.

Voor peuters is de grote groep vaak nog erg moeilijk, en ook voor kinderen met een lagere taalvaardigheid is het lastig om een gesprek te volgen. In die gevallen kun je beter terugblikken in een kleine groep. Voor deze kinderen is het nog belangrijker om met visuele ondersteuning te werken. Bij jongere kinderen zou je het liefst direct na het spelen in de hoek terugblikken, en pas daarna opruimen.

Wanneer je samen met een collega bent, dan kun je afspreken om de groep in tweeën te splitsen of bijvoorbeeld met een grotere groep en een subgroepje te werken. Als kinderen met een lagere taalvaardigheid de grote groep wel aankunnen, dan help je ze ook door vooraf al even met ze in gesprek te gaan over hun spel. Ze kunnen dan ook eens in de grote groep hun verhaal doen.

Je kunt de kinderen ook eerst in tweetallen of kleine groepjes aan elkaar laten vertellen, en alleen een enkel verhaal in de grote groep aan bod laten komen. Dan hebben alle kinderen de mogelijkheid om hun verhaal te doen.